Veel kunstenaars en creatieve geesten – waaronder ook enkele docenten en theatermakers van de 7evende Hemel – zitten dankzij het corona-virus al zo’n twee maanden zonder werk en zonder inkomsten. Er zijn voorlopig geen concrete vooruitzichten dat workshopleiders en podiumkunstenaars eerdaags weer aan de slag mogen. Dat kan nog wel maanden duren. In de getemperde feestvreugde van 75 jaar bevrijding (en herdenking) – een tijd waarin kunstenaars hadden kunnen optreden – zitten velen nu noodgedwongen thuis, starend naar een scherm of etend van een oranje-tompouce. Verhalen kunnen niet verteld, muziek verstomt en dansen kunnen niet gedanst. Aanraking is strikt verboden. Enkelen delen hun verhalen, muziek of dansen daarom digitaal, maar het blijft wel tweedimensionaal. Speciaal voor alle brodeloze kunstenaars en kunstdocenten – en ook een beetje voor mijzelf – schreef ik daarom een corona-fabel, geïnspireerd op een bekende fabel van Jean de la Fontaine.

Krekel is een muzikant, hij speelt vaak hele nachten
Hij houdt zijn poten lekker stijf, zodat ’t publiek zal smachten
Naar vervoering en vermaak, naar troost voor ’t slapen gaan
Krekel denkt: het lijkt wel niks, maar ’t is een hondenbaan

Want al mijn mooie noten, het levert weinig op
Slechts kruimels en wat restjes, het is een soort van strop
Dat nachtenlange zingen, wie zal het op waarde schatten
Mij redelijk belonen voor ‘t ontroeren van mijn jatten?

Zeg mier, je werkt altijd zo hard, je mag nu wel wat rusten
En zou je, languit in het gras, misschien een liedje lusten?
Muziek geeft nieuwe energie en hoop in barre tijden
Je kunt er je vermoeidheid en ellende mee bestrijden

Dat mag zo zijn, sprak mier kordaat, maar ik ben niet van plan
Te dansen naar jouw pijpen en ik raak niet in de ban
Van liedjes of verhalen, dat is mij om het even
Werken moet je, net als ik, om goed te kunnen leven

Dat doe ik al, zei krekel zacht, mijn spel is steeds vol vuur
Ik schud het ook niet uit mijn poot, al zijn de vruchten zuur
‘k Heb geen pensioen, geen WAO, ik ben een ZZP-er
Da’s jammer nou, antwoordde mier, dan word je een plebejer

Ach beste mier, wees toch loyaal en wil me bijstand geven
Door corona en lockdown heb ik nu echt geen leven
Mijn kunsten zijn wellicht vitaal, mijn spel beroert de harten
Hoor Mattheüs’ passie en beween de man van smarten

Strijk over je mierenhart, dan zal ik mijn poten strijken
Dan zijn we in bedrijvigheid en nut elkaars gelijken
Ik dacht het niet, zei mier beslist, je bent een slimme prater
Zuinigheid is mijn parool, ik heb geen geld als water

Zoek maar een baan als iedereen, wanneer je graag wilt eten
En in je vrije tijd mag je best wel kunst’naar heten
Maar léven van de kunst, dat is slechts voer voor dwazen
En als je honger hebt, ga dan maar lekker grazen

Dank voor de tip, mijn beste mier, da’s beter dan te graaien
Of zoete broodjes bakken om de geldwolven te paaien
Maar zonder kunst is alles flets, het volk wil brood en spelen,
Dus jij mag nu als domme gans je stierlijk gaan vervelen

Gottfrid van Eck
Utrecht, 5 mei 2020